Het gerechtshof Den Bosch heeft gesproken: drie theaters in Brabant mogen 9% btw in rekening brengen op alcoholhoudende pauzedrankjes tijdens de pauze. En dit kan nog wel eens een uitspraak zijn die voor alle Nederlandse theaters kan gaan gelden.
In deze drie theaters wordt een all-in pakket verkocht, waaronder het kaartje voor de voorstelling gecombineerd met een drankje in de pauze. Voor het kaartje geldt het lage btw-tarief van 9%. Waarom geldt dit dan niet voor het drankje? Je hoeft als bezoeker geen drankje te nemen, maar je betaalt dan evengoed dezelfde prijs.
Het gerechtshof is van oordeel dat het in dit geval gaat om het leveren van één enkele ondeelbare economische prestatie en heeft het lage tarief van toepassing verklaard. Heb je geen kaartje, kun je ook geen drankje drinken. Eerder oordeelde de rechtbank anders.
Er loopt nog een soortgelijke zaak bij het gerechtshof Amsterdam. Als daar anders geoordeeld wordt, kan de belastingdienst de zaak eventueel nog voorleggen aan de Hoge Raad.